Religie en de taal van het onderbewustzijn

Willen we religie begrijpen dan kunnen we wellicht bepaalde ervaringen uit ons leven gebruiken. Bijvoorbeeld de ervaring van de droom. In de droom nemen we een domein waar, waar de regels van tijd en ruimte zoals we die in het dagelijks leven kennen, niet gelden. In droom gaat het om associatie en intensiteit. We kunnen in een droom iemand tegenkomen die onze zus is en tegelijk heel iemand anders. We kunnen ook een plek waarnemen die ons huis van geboorte is en tegelijk een ander huis. We bevinden ons in het domein van het onderbewuste, waar een symbolische taal ‘heerst’.
Dromen an sich zijn een zeer interessant domein waar bijvoorbeeld Erich Fromm een zeer interessant boek over heeft geschreven dat ik kan aanraden. In de moderne tijd is er soms wel interesse voor dromen ook, bijvoorbeeld bij de psycho-analyse. Daarbij kijken vanuit ons dagbewustzijn naar de betekenis van de droom en proberen hier iets van te leren.
We kunnen echter ook een omgekeerde weg volgen, namelijk naar het onderbewustzijn en naar diens taal toe. Dat is de weg van zowel kunst, religie als mythologie. Het zijn pogingen de mens direct in zijn onderbewustzijn aan te spreken. In tekst, in beeld, in rituelen. Direct op het onderbewustzijn in te werken. Het ‘verstand passerend’ zou je kunnen zeggen. Als we aannemen dat we allemaal uiteindelijk worden ‘gedreven’ vanuit ons onderbewustzijn, dan realiseren we de kracht hiervan. We kunnen ons dan ook realiseren hoe het ontbreken van enige begeleiding in de omgang met dit domein, gevaren met zich meebrengt. Tegelijk is een ‘verkeerde’ begeleiding natuurlijk ook altijd een risico.
Als we vanuit historisch perspectief kijken, dan denk ik dat je kunt zeggen dat verschillende religies op totaal verschillende manieren met dit domein zijn omgegaan. In het voorchristelijke germaans-heidendom bijvoorbeeld wordt er veel aandacht besteed aan de voorouders. De voorouders – modern psychologisch vertaald – zijn de vaste inwoners van ons onderbewuste. Via rituelen worden de voorouders ook betrokken in het wakkere bewustzijn. Rituelen vinden meestal plaats op het tussenvlak van onder- en dagbewustzijn.
Voor de moderne mens zijn mythologie en rituelen vaak moeilijk te begrijpen omdat we zijn opgegroeid met de idee dat er zoiets bestaat als een materiële werkelijkheid en daartegenover ‘verzinsels’. Hoe anders is dat bijvoorbeeld in het Boeddhisme waarin de werkelijkheid juist een creatie van de geest is! Dat vormt dan ook de basis voor het hele ‘systeem’.

 

 

 

 

 

 

Denkruimte, democratie en waardigheid

Men zegt wel dat een democratie pas zijn brevet heeft gehaald als de macht twee keer overgegaan is, terwijl de democratie continuïteit vertoonde. Soms denk ik dat je dit ook over een individu kunt zeggen. Wij worden geboren en getogen binnen een bepaald gedachtegoed. Ergens in ons leven gaan we hopelijk zien dat dit niet het enige is en verkennen we ook ander gedachtegoed of andere manieren van leven. Misschien voelen we ons verraden, misschien vluchten we terug, of misschien vluchten we niet, maar realiseren we ons de warmte van onze eerdere wereld en verkiezen we daar naar terug te keren.

In mijn eigen leven zie ik continu hoe er nieuwe manieren van kijken en denkwijzen verschijnen. Ik wist dingen zeker en die bleken niet te kloppen. Ik wist wat goed was, hoe het zat. En nog steeds. En dan opeens is er weer een heel andere ervaring, een inzicht en alles gaat in zekere zin weer op de schop. Ergens is dat pijnlijk, vermoeiend, zoals de uitdrukking al doet vermoeden. Tegelijk schept het heel veel ruimte. Een ruimte die ook uitputtend kan zijn. Uitputtend als je deze expansie probeert te omschrijven, vast te pinnen. Het is de houding ten opzichte van die toegenomen ruimte, die bepaalt hoe deze ervaren wordt. Het lekkere is namelijk, dat er ook heel veel spanning wegvalt, morele spanning. Strijd. De strijd blijkt altijd persoonlijk te zijn. Daar zit een rare paradox in. Ik denk dat je namelijk een ‘externe strijd’ kunt voeren, zelfs letterlijk in een oorlog, zonder dat hier een persoonlijk strijd – als in: het ervaren van spanningen – bij komt kijken. Tegelijk kun je je hele leven een interne strijd voeren, zonder ooit een vinger te verroeren.
Ik moet ook denken aan het Oosterse verhaal over de Samurai die zijn vermoorde meester gaat wreken. Hij wordt door de dader in zijn gezicht gespuugd wanneer hij hem aanvalt. Dat maakt hem woest en daarmee heeft hij de verkeerde motivatie en verlaat het gevecht. Als de strijd dus persoonlijk wordt is deze onwaardig! We moeten dit bezien binnen een cultuur die waardigheid hoog in het vaandel heeft staan en in feite is dit de oosterse uitleg aan het begrip ‘rationaliteit’: gespeend van emoties. Dat staat haaks op de westerse variant, waarbij emoties ontkent worden en men daar dus geen opdracht voor zichzelf ziet, maar het uitbesteed aan het construct van een wetenschappelijke methode.

In het Boeddhisme is waardigheid een centraal begrip. Het vormt een richtlijn voor de houding in zowel spreken als handelen. De opdracht zit er in zichzelf niet te laten meevoeren door verlangens of angsten terwijl men handelt of spreekt.

Vanuit dat bezien kun je de toegenomen ruimte die ik eerder beschreef omarmen, omdat het een afbreken vormt van de ’te verdedigen waarheden’. Je hoeft dus minder te verdedigen en kunt je aandacht zelf richten, in plaats van dit je in een strijd wordt getrokken. Het is dan ook makkelijker om je waardigheid te behouden.
Zo kun je ook kijken naar de uitspraak van Jezus “Keer je tegenstander de andere wang toe”. Laat je niet afleiden, laat je niet meesleuren door wat je tegenkomt, richt je aandacht niet op hetgeen zich als tegenstander manifesteert. Houd je aandacht vast, behoudt continuïteit. Behoudt waardigheid.
Zo zijn we ook weer rond. Voor democratie is waardigheid nodig. Om continuïteit te behouden is het nodig dat we ons niet richten op het benoemen en bestrijden van tegenstanders, maar op wat zich voordoet in de werkelijkheid, in het land, in de wereld.

 

Ken u zelve

Van minimaal de oude Grieken tot hedendaagse vrijmetselaars is dit voor velen het lemma. “Ken u zelve”.
Wat betekent zo een uitspraak? Bij de uitleg lopen we tegen een paradox aan. Want het is ons wereldbeeld waarmee we deze uitspraak bezien en dat bepaald ook de opdracht die eruit voort komt. Een Verlichtte/ Moderne interpretatie zou kunnen zijn: ken je psyche. Weet hoe je bent, hoe je reageert, ken je gevoeligheden, etc. De uitspraak “ken u zelve” heeft maar drie woorden, maar alledrie zijn ze allesbehalve vanzelfsprekend. Laten we eens naar die drie woorden kijken. Ken. Je kunt dit als een oproep lezen, in gebiedender wijs van het werkwoord kennen. Daarover hebben filosofen al boeken vol geschreven, maar voor nu wil ik slechts even een tipje van sluier oplichten over de ruimte die hier zit. Kennen lezen wij modern bezien meestal als ‘bepalen, vaststellen’. We lopen door een weiland en kennen een bepaalde bloem en zeggen: dat is een madeliefje. We hebben het vastgesteld. Hieraan is onbewust een heel proces aan vooraf gegaan waarin is afgesproken wat een madeliefje is, enzovoort. Laten we hier eens mee gaan experimenteren. Stel nu, we doen het zelfde met een rups. Je voelt de bui al hangen. Die wordt op een gegeven moment een vlinder. Dan is de factor tijd toegevoegd. Tijd is verandering. Niet alleen de rups wordt een vlinder, maar in diezelfde tijd wordt die vrolijke man, een boze man. Hoe kun je dan iets kennen als het veranderd? Dat kan dus eigenlijk niet. Al helemaal in de context van ken u zelve, want hoe kun je nu iets kennen dat continu verandert en waarbij ook nog eens de interpratie door de ‘kenner’ telkens verandert? Onmogelijk om vanuit een veranderend subject (ik) een veranderend object (jezelf) te kennen. De moderne interpretatie is wat mij betreft dus niet bruikbaar.
Toch heeft deze uitspraak velen bezig gehouden. Dat komt omdat er ook anders naar gekeken kan worden. “Je begrijpt het als je het ziet” zou Cruijf zeggen. Laten we verder kijken. Ken u zelve. U zelve lijkt voor de hand te liggen. Maar daar zit hem nu juist de crux en ook meteen de afstand tussen het moderne wereldbeeld en bijvoorbeeld het Boeddhistische. Modern denkend, denk je bij u zelf aan je lichaam en de psyche die daar ergens in verstopt zit. In het Boeddhisme ligt het anders. Daar is er de ‘eigenlijke Boeddha natuur’ de ‘kern’, het u zelve en gaat het erom dat zelf te leren kennen. Waarbij kennen dan eerder ‘ervaren’ betekent. Dat ervaren kent vervolgens geen ‘u’, althans niet ‘in’ de ervaring. Het is juist het moment waarop de mens zichzelf ‘vergeet’. Een mooie paradox, of eigenlijk een taalprobleem. Voor het Boeddhisme zijn lichaam en psyche één en hetzelfde, verschillende lagen van hetzelfde zou je kunnen zeggen. Je kunt daarbij denken aan de lichamelijke reactie die bij emoties hoort, blozen, warm worden, de vuisten ballen, enzovoort. Bij dieren zie je het ook goed, de dikke staart van een kat drukt angst uit. Voor het Boeddhisme (en ik denk alle mystieke religievarianten) is er een bewustzijn dat niets met die psyche van doen heeft. Het samenvallen met dat bewustzijn, het ervaren van de eigenlijk gelukzalige Boeddha natuur, dat is waar men ‘zichzelf’ leert kennen.
Hoe het bij de oude Grieken zat kan ik wel iets over zeggen, vanuit de Griekse mystiek. Er waren in Griekenland plekken waar mensen van hogere leeftijd, die een bepaalde ontwikkeling kenden, konden worden ingewijd in het ‘ken u zelve’. Met behulp rituelen waar gebruik werd gemaakt van hallucinerende middelen, kreeg men ervaringen die het begrip van ‘het zijn’ en ‘het zelf’ deden uitbreiden. Men werd ingewijd in de aard van de realiteit, hetgeen uiteindelijk hetzelfde is als ‘ken u zelve’. Misschien was het niet heel anders bij allerlei Indiaanse stammen. Het Hindoeïsme kent natuurlijk ook net als het Boeddhisme allerlei methoden om de ervaring te doen kantelen en op die manier ‘zichzelf’ te leren kennen.
Qua methoden of rituelen weet ik het eigenlijk niet zo in het Christendom op dit punt. Ik hoor er graag meer over. Wel wordt er door Jezus herhaaldelijk naar verwezen als hij het heeft over Het Koninkrijk Gods, tenminste als je net als ik er vanuit gaat dat dat een ervaringstoestand is. Lucas 17:20-21
“Het Koninkrijk van God komt niet op een waarneembare manier, en men zal niet zeggen: ‘Kijk, hier is het!’ of ‘Daar is het!’ Want zie, het Koninkrijk van God is in uw midden.”

Van weten naar worden

Het was voor mij heel inspirerend om ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud‘ te lezen – ik geloof dat ik hem ook twee keer las. Hierin wordt Henri Poincaré opgevoerd met zijn theorie dat voor ieder fenomeen oneindig veel hypothesen op te stellen zijn. De implicaties hiervan zijn gigantisch en in feite ondermijnen ze compleet het hele modern-wetenschappelijke construct. Het impliceert dat je in feite geen waarheid kunt vaststellen, maar alleen een gebied van aandacht kunt vaststellen. Dat betekent dat het wetenschappelijke proces, eigenlijk meer zegt over de samenhang tussen de vraagstellers, dan over de werkelijkheid die zij onderzoeken. De samenhang tussen hen ligt simpelweg in een vertelsel of narratief dat de vraagstellers bindt. Men stelt de vragen die dat vertelsel bevestigen. Zo schept men een bepaald aandachtsgebied of realiteit. Dat geldt zowel binnen de moderniteit, als binnen bijvoorbeeld een Christelijk of ander denksysteem of vertelsel. Uiteindelijk is het proces rondom het vertelsel (paradigma) een sociaal proces, waarbij men elkaar in de gaten houdt en wijst op de grenzen van het paradigma. Binnen dat paradigma zijn de helden zij die praktische resultaten halen die het paradigma bevestigen. Zekerheid geven, bevestiging.
David Bowie zingt ‘I don’t want knowledge, I want certainty’, daarmee de mens typerend. Hoewel, misschien is het niet alleen de moderne mens, het is de mens überhaupt. Misschien kun je zelfs stellen: het sociale dier überhaupt. We zijn sociale dieren, zo overleven we en daarom zijn we zo sterk afgestemd op elkaar. De Vertelsels van de primitieve mens in zijn holen zijn niet wezenlijk anders dan die van de mens in zijn hoge flatgebouwen en zijn hoge technologie. Het is zijn manier om met elkaar af te stemmen, betekenis te geven, taken te verdelen, enzovoort. Meer is het niet. Misschien is het einde van een paradigma in zicht wanneer een groeiende groep mensen er niet meer in gelooft, wanneer men de barsten begint te onderzoeken. Misschien is het zo dat men er niet meer in gelooft omdat men ziet dat het ‘het lichaam’, het collectief waartoe men behoort, begint te vervallen. De zoektocht naar nieuwe paradigma’s intensiveert.
Dat gezegd hebbende moeten we ook naar de andere kant kijken, waarin de mens zich ‘direct’ verhoudt tot de werkelijkheid, zonder doel. Dan is immers geen hypothese nodig en komt het vertelsel meer op de achtergrond te staan. Je zou dit het ‘verworden’ kunnen noemen. Een proces waarbij het er niet om gaat de werkelijkheid te omschrijven en ‘buiten zich’ te plaatsen, maar er juist één mee te worden. In de Christelijke traditie heeft men het wel over ‘Door het Vlees’. Ik gebruik ‘verworden’, omdat het fundamenteel gaat om een dynamisch proces, alles stroomt namelijk en het verbinden met de stroom betekent zelf te gaan stromen. Eigenlijk is er dus geen zelf, er is alleen maar stromen. Binnen groeit naar buiten en buiten groeit naar binnen. Dit kan een vorm hebben die wij geneigd zijn ‘mystiek’ te noemen of via meditatie, enzovoort. Maar het kan ook via de poëzie, de kunst in zijn algemeenheid, of door in de natuur te verblijven. De grens tussen religieus en niet-religieus is wat dat betreft voor mij ook een vertelsel. De essentie zit hem veel meer in de houding.

Ooit deed ik een Vipassanna retraite (11 dagen in stilte mediteren) in Thailand. Tussen de monniken dus. Daar waren monniken bij zo licht als een veertje, een en al straling. Maar op een dag werd ik gecorrigeerd door een monnik over hoe je precies je hand hoort te bewegen. In hem straalde geen enkel licht. Dat heeft voor de rest van mijn leven verteld: de methode is nooit een garantie. Zo ook is natuurlijk te leren in het boekje Siddharta van Herman Hesse, de vader van mijn naam.