
Het was voor mij heel inspirerend om ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud‘ te lezen – ik geloof dat ik hem ook twee keer las. Hierin wordt Henri Poincaré opgevoerd met zijn theorie dat voor ieder fenomeen oneindig veel hypothesen op te stellen zijn. De implicaties hiervan zijn gigantisch en in feite ondermijnen ze compleet het hele modern-wetenschappelijke construct. Het impliceert dat je in feite geen waarheid kunt vaststellen, maar alleen een gebied van aandacht kunt vaststellen. Dat betekent dat het wetenschappelijke proces, eigenlijk meer zegt over de samenhang tussen de vraagstellers, dan over de werkelijkheid die zij onderzoeken. De samenhang tussen hen ligt simpelweg in een vertelsel of narratief dat de vraagstellers bindt. Men stelt de vragen die dat vertelsel bevestigen. Zo schept men een bepaald aandachtsgebied of realiteit. Dat geldt zowel binnen de moderniteit, als binnen bijvoorbeeld een Christelijk of ander denksysteem of vertelsel. Uiteindelijk is het proces rondom het vertelsel (paradigma) een sociaal proces, waarbij men elkaar in de gaten houdt en wijst op de grenzen van het paradigma. Binnen dat paradigma zijn de helden zij die praktische resultaten halen die het paradigma bevestigen. Zekerheid geven, bevestiging.
David Bowie zingt ‘I don’t want knowledge, I want certainty’, daarmee de mens typerend. Hoewel, misschien is het niet alleen de moderne mens, het is de mens überhaupt. Misschien kun je zelfs stellen: het sociale dier überhaupt. We zijn sociale dieren, zo overleven we en daarom zijn we zo sterk afgestemd op elkaar. De Vertelsels van de primitieve mens in zijn holen zijn niet wezenlijk anders dan die van de mens in zijn hoge flatgebouwen en zijn hoge technologie. Het is zijn manier om met elkaar af te stemmen, betekenis te geven, taken te verdelen, enzovoort. Meer is het niet. Misschien is het einde van een paradigma in zicht wanneer een groeiende groep mensen er niet meer in gelooft, wanneer men de barsten begint te onderzoeken. Misschien is het zo dat men er niet meer in gelooft omdat men ziet dat het ‘het lichaam’, het collectief waartoe men behoort, begint te vervallen. De zoektocht naar nieuwe paradigma’s intensiveert.
Dat gezegd hebbende moeten we ook naar de andere kant kijken, waarin de mens zich ‘direct’ verhoudt tot de werkelijkheid, zonder doel. Dan is immers geen hypothese nodig en komt het vertelsel meer op de achtergrond te staan. Je zou dit het ‘verworden’ kunnen noemen. Een proces waarbij het er niet om gaat de werkelijkheid te omschrijven en ‘buiten zich’ te plaatsen, maar er juist één mee te worden. In de Christelijke traditie heeft men het wel over ‘Door het Vlees’. Ik gebruik ‘verworden’, omdat het fundamenteel gaat om een dynamisch proces, alles stroomt namelijk en het verbinden met de stroom betekent zelf te gaan stromen. Eigenlijk is er dus geen zelf, er is alleen maar stromen. Binnen groeit naar buiten en buiten groeit naar binnen. Dit kan een vorm hebben die wij geneigd zijn ‘mystiek’ te noemen of via meditatie, enzovoort. Maar het kan ook via de poëzie, de kunst in zijn algemeenheid, of door in de natuur te verblijven. De grens tussen religieus en niet-religieus is wat dat betreft voor mij ook een vertelsel. De essentie zit hem veel meer in de houding.
Ooit deed ik een Vipassanna retraite (11 dagen in stilte mediteren) in Thailand. Tussen de monniken dus. Daar waren monniken bij zo licht als een veertje, een en al straling. Maar op een dag werd ik gecorrigeerd door een monnik over hoe je precies je hand hoort te bewegen. In hem straalde geen enkel licht. Dat heeft voor de rest van mijn leven verteld: de methode is nooit een garantie. Zo ook is natuurlijk te leren in het boekje Siddharta van Herman Hesse, de vader van mijn naam.