Bij vlagen lees ik in het prachtige boekje ‘Mechaniek van de ontroering’ van Rutger Kopland.
Ik hoop iets te kunnen overbrengen van wat hij zo mooi weet over te brengen. Er is altijd het risico dat het geschrevene buiten de context aan levendigheid verliest, maar goed, ik neem het risico.
Over mystiek – of het numineuze – in proza te schrijven, is misschien wel een onmogelijkheid. Kopland laat zien hoe poëzie echter wel bij uitstek geschikt is om het contact met de mystieke dimensie op te roepen. De poëzie laat dingen ambigue, het is niet dit of dat, het is allebei, net als we in dromen zien en tijdens mystieke ervaringen.
Tijdens een wandeltocht door de natuur, ergens in Italië, zat ik eens op een bruggetje uit te kijken over een snelstromende rivier. Ik zag hoe lichtjes onder doken en weer opsprongen verderop in de rivier. Even was ik deel van een andere wereld, van een andere tijd, een andere dimensie. De wereld had zich anders getoond dan logisch gezien mogelijk was, lichtjes kunnen immers niet duiken. Even had ik het echter toegelaten, even zag ik de wereld zoals deze is. Even is daar het moment waarop het dagbewustzijn en het nachtbewustzijn één worden.
Voor wie dit nooit heeft meegemaakt, zal het altijd onbegrijpelijk blijven ben ik bang, maar laten we kijken wat Kopland er over zegt. Hij beschrijft de poëzie over de numineuze/ mystieke ervaring op dezelfde manier als schreef hij over de ervaring zelf.
“het gevoel en het weten dat de wereld zoals wij die zagen de werkelijke niet was, maar oplost en plaatsmaakt voor de wereld die wij niet kennen, dat is de ervaring waar het om gaat”
We zien dat er vaak raakvlak is tussen het denken over de dood en de mystiek. Dat heeft te maken met dat de mystiek de dood als het ware opent, laat zien dat de dood geen feitelijkheid is, maar een ervaring. Hij verwijst naar een gedicht van Campert:
Elk woord dat wordt geschreven
is een aanslag op de ouderdom
Tenslotte wint de dood, jazeker,
maar de dood is slechts de stilte in de zaal
nadat het laatste woord geklonken heeft
De dood is een ontroering.
“Het besef van een wereld die zich laat zien, zoals hij of zij is, is een besef van eigen tijdelijkheid. Alsof de wereld stolt. Dan pas voel je de tijd.”
Het interessante hier vind ik dat je tegelijk kunt zeggen dat de eigen tijdelijkheid in die ervaring juist wegvalt. Er is alleen nog maar. Doordat ‘je’ uit de tijd bent gegaan, stroomt deze als het ware langs.
Kopland beschrijft hoe juist die kwaliteit van de poëzie, de kwaliteit van het ongedefinieerd laten, het niet-weten, de mystiek als het ware mogelijk maakt. Het zelfde geldt voor de symboliek, ook die is – zoals ik dat noem – radicaal subjectief. Laat ruimte voor de lezer of toeschouwer om er zich op eigen manier toe te verhouden. Daarom is de kunst ook de enige mogelijkheid om over mystiek te communiceren.